Het voert te ver om alles wat wij geloven uitgebreid te beschrijven. Daarom vind je hieronder de hoofdzaken van ons geloof. Per item geven we je een aantal Bijbelteksten waarmee je verder op onderzoek kunt in de Bijbel.
Alles begint en eindigt met God, Hij is de Bron van alle leven. Er is één God, die Zich openbaart in drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest.
Dit is een mysterie voor het menselijk verstand, maar wij geloven het omdat de Bijbel daarover spreekt. God is o.a. alomtegenwoordig, alwetend, almachtig, eeuwig, onveranderlijk, heilig, goed, rechtvaardig en liefde.
God heeft Zijn Woord aan ons gegeven in de vorm van de Bijbel. De Bijbel bestaat uit 66 boeken, verdeeld over het Oude en Nieuwe Testament.
Het is het letterlijk geïnspireerde Woord van God; in de grondtekst zonder fouten. De Bijbel bevat de gedachten van God, beschrijft de toestand van de mens, de weg tot behoud, het oordeel over mensen die gescheiden van God leven en de weg tot een eeuwigdurende relatie met God voor gelovigen. De inhoud van dit boek is volmaakt, de principes zijn bindend, de verhalen betrouwbaar en de besluiten onveranderlijk. Het is het boek der boeken, Gods boek, de openbaring van God aan de mensen, Gods boodschap voor de mens om Hem te leren kennen.
Matth. 5:18 Joh. 1:1–5 Joh. 14 Joh. 17:17 2 Tim. 3:16–17 2 Pet. 1:19–21 Op. 22:18–19
God schiep de hemel en de aarde en alles wat daarin is. Oorspronkelijk was alles dan ook volmaakt en functioneerde geheel volgens Gods bedoelingen.
God schiep alle dingen naar hun aard, maar God schiep de mens naar Zijn Beeld. De mens kreeg daarbij een eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid.De mens gebruikte die vrijheid niet goed en werd ongehoorzaam aan God. Daardoor ontstond een scheiding tussen de mens en God die door de mens zelf niet te herstellen is. Dit verklaart waarom elk mens van nature los staat van God en zijn gedachten en handelingen in strijd met Gods wil zijn.
Gen. 1:1 Gen. 1:26-28 Gen. 2:7 Gen. 2:18-24 Gen. 3:1-24 Jes. 43:7 Matth. 19:4 Marc. 7:21-23 Joh. 1:1-4 Joh. 8:42-44 Rom. 1:18 Rom. 3:10 Rom. 3:23 Rom. 5:12 Rom. 5:18 Rom. 5:19 Rom. 8:5-8 1 Kor. 2:14 Ef. 2:1-3 Kol. 1:15-20
Omdat de mens tegen Hem gekozen heeft, was het voor God onmogelijk geworden een liefdevolle omgang te hebben met de mens. God wilde de verbroken relatie herstellen. Omdat Hij rechtvaardig is, kan Hij de ongehoorzaamheid van de mens niet zomaar door de vingers zien.
Daarom heeft God uit liefde Zijn Zoon, Jezus Christus, als mens in de wereld gezonden; verwekt door de Heilige Geest, geboren uit een maagd. Jezus Christus is zonder zonde, volkomen God en volkomen mens. Hij is de enige Redder en Middelaar tussen God en mensen. Met Zijn dood betaalde Christus voor de zonde en onderging hiermee volledig het oordeel van God over de zonde. Zijn dood was noodzakelijk, plaatsvervangend en voldoende om de mogelijkheid te bieden tot herstel van de verbroken relatie tussen God en mensen.
Een ieder die berouw heeft over zijn zonden en deze belijdt, ontvangt vergeving. Hij gelooft dat dit genadewerk van Christus noodzakelijk was als genoegdoening voor zijn persoonlijke zonden en aanvaardt de heerschappij van Christus over zijn leven; hij is een nieuwe schepping geworden.
Christus is uit de dood opgestaan en heeft daarmee de macht van de dood gebroken en het kwade definitief overwonnen. Na Zijn opstanding is Hij nog aan velen verschenen en is daarna naar de hemel gegaan, waar Hij nu nog is, bij God de Vader. Om ons te troosten en bij ons te zijn heeft God Zijn Geest gegeven.
De Heilige Geest overtuigt de mens van zonde, gerechtigheid en oordeel en bewerkt wedergeboorte. Hij woont in ieder mens die tot persoonlijk geloof in de Here Jezus Christus gekomen is. De Heilige Geest leidt, onderwijst, vervult en rust de gelovige toe met geestelijke gaven, zodat deze wandelt in gehoorzaamheid aan Gods Woord.
Jes. 53:5-6 Jes. 59:1-2 Matth. 1:23 Luk. 1:35 Luk. 24:36-43 Joh. 1:12 Joh. 18 Joh. 3:16 Joh. 5:24 Joh. 6:47 Joh. 17:5 Joh. 20:25-28 Hand. 1:3 Hand. 6-11 Rom. 3:21-26 Rom. 10:9,10 1 Kor. 15:3-8 1 Kor. 15:20-23 Gal. 3:13 Ef. 1:7 Ef. 1:13 Ef. 2:8,9 Kol. 1:13-14 1 Thes. 4:13-18 1 Tim. 2:5 Tit. 2:13 Hebr. 9:26 1 Pet. 1:18-19 1 Pet. 2:24 1 Joh. 1:9 1 Joh. 2:1-2
God heeft het volk Israël uitgekozen om daarmee een liefdesrelatie te hebben tot een getuigenis voor de gehele wereld.
Omdat ze Jezus niet aanvaard hebben als de beloofde Messias, is Israël als volk tijdelijk terzijde gesteld en vergadert God nu uit alle volken (ook uit Israël) de Gemeente. Op Gods tijd zal Israël weer een centrale plaats innemen in Gods plan.
De Gemeente heeft z’n historisch begin op de Pinksterdag. Zij is het Lichaam van Christus, Hij is het Hoofd. Allen, die in Christus geloven, behoren tot het Lichaam, zijn leden van het Lichaam en hebben daarom een taak binnen dat Lichaam. De Gemeente van de Here Jezus komt plaatselijk regelmatig bijeen. Onderwijs uit het Woord en het gedenken van Christus’ verlossingswerk hebben in de Gemeente een centrale plaats.
De Gemeente voelt zich verantwoordelijk voor de wereldwijde zending en evangelisatie in de nabije omgeving.
Matth. 28:19-20 Hand. 1:8 Hand. 2:42 Ef. 2:11-22 Rom. 6:1-10 Rom. 11 1 Kor. 12:12-31 Gal. 4:19
Nieuwe gelovigen worden op belijdenis van hun persoonlijk geloof in Zijn verlossingswerk gedoopt.
De doop is een bijbelse handeling, die het einde van een vroegere levenswijze symboliseert. Het is een openbare daad van gehoorzaamheid aan de wil van de Heer, die uitbeeldt dat de gelovige met Christus gestorven is. De doop is een openbaar getuigenis van een innerlijke overtuiging. De doop is een symbool van het begraven en opgewekt zijn met Christus. Door onder te gaan in het watergraf, getuig je dat je met Christus bent gestorven en opgestaan. Door de doop wordt niemand behouden, maar de doop is bedoeld voor hen, die al behouden zijn.
De toekomstige gebeurtenis, die van groot belang is voor de hele Gemeente, is de terugkomst van de Here Jezus Christus voor de gelovigen. Hij komt terug! Dat heeft Hij beloofd.
Dan zullen allen die op Hem vertrouwd hebben als hun persoonlijke Verlosser altijd met de Here zijn. Hoewel God niet wil dat mensen verloren gaan, zal iedereen die de Redder verworpen heeft, volgens die eigen keuze eeuwig gescheiden van God leven en daarmee verloren gaan.
Lukas 16:19-31 1 Thessalonicenzen 4:16-17 Openbaring 20:11-15